Gebouwen
Gebouwen
Met de restauratie van 1968 – 1974 is deze sacristie herbouwd om dienst te doen als consistoriekamer.
Deze doorgang was afkomstig van de rond 1900 gesloopte sacristie waarvan buiten de zuidmuur ook de funderingsresten zijn teruggevonden.
gevonden.
In de zuidgevel werd een dichtgemetselde doorgang (deur)
afkomstig zijn, of van een andere sloop.
ingevoerd en moet dus van een voorganger van het gebouw
Dit materiaal is sinds omstreeks 1200 niet meer uit de Eifel
tufsteen verwerkt.
Als hoekblokjes in de plint en waterlijst zijn stukjes RÅ‘mer
Het koor van de kerk bestaat uit drie zijden van een achthoek, dat zonder steunberen is opgetrokken uit baksteen van het formaat 22,5/23x 10,5/11x4,5/5cm en is slechts 2 1/2 steens dik.
Het koor
H. Janse (architect) en H.J. van Nieuwenhoven die het gebouw in die periode nauwkeurig hebben onderzocht.
Deze gelegenheid was er tijdens de restauratie van 1968 – 1974. De afdeling Onderzoek en Documentatie van de Rijksdienst voor Monumentenzorg greep die gelegenheid aan hetgeen resulteerde in een rapport van de heren
Als de papieren bronnen geen uitsluitsel geven over de ouderdom van het gebouw, blijft er maar één mogelijkheid over namelijk dat het gebouw zelf zijn geheimen prijs geeft. Daar is natuurlijk wel onderzoek van deskundigen en gelegenheid voor nodig.
Hierin zijn nog wel gegevens te vinden over het onderhoud van het gebouw maar vooral van de laatste drie eeuwen.
Het restant bevindt zich in het streekarchief te Hilversum.
Het archief van de kerk zelf geeft eveneens geen uitsluitsel. Een groot deel van dit archief werd helaas tientallen jaren geleden als oude rommel, waar nooit iemand naar keek, achter de kerk verbrand.
In een ander stuk uit 1541 wordt gesproken over de parochiekerk van het Heilige Kruis te Kortenhoef.
Hieruit zouden we kunnen afleiden dat Kortenhoef in de 15e eeuw een eigen kerk en pastoor had, maar dat zegt nog niets over het huidige gebouw.
Dit archief bevat wel een aantal kerkstukken, zoals een 15e eeuws kerkregister, “inhouwende die pastoersreynten ende Kerckereynten jaerlix.
Ook de archieven geven helaas geen uitsluitsel. Het archief van het Kapittel van St-Marie, ambachtsheer van Kortenhoef vanaf de 12e eeuw tot 1624, zou die gegevens moeten bevatten, maar helaas.
Ook mevrouw Fokkema – Siccama gaat net als de Bont uit van het jaartal dat op de kleine klok zou staan.
Een boekje vol wetenswaardigheden over de kerk en de restauratie, doch over de ouderdom van het gebouw wordt niet veel verteld.
Professor de Rijk (1905) begint met het overschrijven uit de Bont en Tirion en voor de vele latere publicaties werd ook gebruik gemaakt van de Bont en de Rijk. Naar aanleiding van de restauratie van de kerk verscheen in 1974 een leuk boekje van mevrouw Fokkema – Siccama.
Met de publicatie van de Bont komen wij niet verder.
Maar volgens de heer van der Hurk ( zie het artikel: de klokken) staat er zeker geen jaartal op de klok en kan deze voor 1400 zijn gegoten.
Vermoedelijk heeft hij de datering van de kleine luidklok (1495 of 1498; de tekst op de klok is niet helemaal duidelijk) verbonden met de bouw van de kerk.
Waarop deze veronderstelling is gebaseerd vermeld hij echter niet.
De heer de Bont suggereert dat de kerk waarschijnlijk eind 15e / begin 16e eeuw is gebouwd.
in Kortenhoef, die bediend werd door de pastoor van Vreeland. Een en ander zegt natuurlijk niets over het huidige kerkgebouw.
Hieruit kunnen wij afleiden dat er in 1380 een kapel was
Hij ontdekte een op perkament geschreven charter d.d. 1380 betreffende een geschil tussen de fabrieksmeesters der Heilige Stede te Amsterdam en Meester Godschalk, pastoor te Vreeland en rector der kapel van Kortenhoef.
Deze laatste ambachtsheer van het dorp was bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van “zijn” dorp en ploos veel oude archieven uit, vooral op zoek naar de geschiedenis van de ambachtsheerlijkheid en de kerk.
In 1902 verscheen: “De ambachtsheerlijkheid Kortenhoef” door B.J.M. de Bant, ambachtsheer van Kortenhoef.
En van de dorpsbeschrijving in het aardrijkskundig woordenboek van A.J. van de Aa (1839-1851) worden we ook al niet veel wijzer.
In 1772 verscheen er weer een dorpsbeschrijving van Kortenhoef (uitg. Tirion). Ook deze beschrijving zegt niet veel over de ouderdom van de kerk.
“De Geheymschrijver van de Staat en Kerke der Vereennigde Nerderlanden” (1759) komt wat betreft de ouderdom niet tot jaartallen of perioden: “De kap van de kerk is getimmerd na de oude manier der kerkgebouwkunde en ofschoon al oud, echter nog sterk genoeg om lange jaren staande te blijven”
Al lezende wordt het, wat de ouderdom van de kerk betreft, alleen maar onduidelijker.
In de afgelopen eeuwen is zo nu en dan wel het een en andere over de geschiedenis van Kortenhoef gepubliceerd waarin ook bijna altijd de kerk ter sprake kwam.
U kunt zich natuurlijk afvragen of de Kortenhoefse kerk deze naam wel waard is en zo ja hoe oud is de kerk dan wel.
“het oude kerkje van Kortenhoef”.
In de krant en op posters vindt je veelvuldig de naam van
De kerk
In grote lijnen volgt (na toestemming) hier het artikel:
In een boekje van de historische kring “In de Gloriosa” staat een artikel over “het oude kerkje van Kortenhoef” geschreven door de heer J. Immerzeel
Maar in een boekje over wandelingen in het Gooi (1905) vindt je de vermelding dat deze kerk middeleeuws zou zijn.
Als je in de kerk komt zie je in een balk in goudkleur het jaartal 1640 staan. Je zou denken dat de kerk toen gebouwd was.
De kerk en de naastgelegen pastorie vallen onder het beheer van de Hervormde gemeente van Kortenhoef.
De Hervormde kerk te Kortenhoef
In de bodem van het koor werden funderingen terug gevonden van het hoofdaltaar en het sacramentshuis
(van voor de reformatie).
Na grondige bestudering van materiaal en bouwwijze komt Monumentenzorg tot de conclusie dat het koor gedateerd kan worden in de tweede helft van de 14e eeuw.
Men acht het zelf zeer waarschijnlijk dat het koor tot de in 1380 vermelde kapel heeft behoord.
Het Schip
Het onderste gedeelte van de muren van het schip is opgetrokken uit dezelfde baksteen als het koor.
Ook bij het schip ontbreken steunberen.
Tussen het schip en het koor zat boven de later gemetselde korfboog nog een oorspronkelijke spitsboogvormige triomfboog.
Hier uit kan worden afgeleid dat het schip oorspronkelijk met een spitsboogvormig houten tongewelf is gebouwd.
De sporen van dit middeleeuwse dak tekenen zich nog heel flauw af tegen de oostzijde van de toren.
Ten gevolge van ernstige verzakkingen vooral in de noordoostelijke hoek, moest het schip in de 17e eeuw geheel vernieuwd worden met behoud van de onderste delen van de muur tot ongeveer 2 meter boven het maaiveld.
Deze verbouwing is in 1640 uitgevoerd, zoals bleek uit het jaartal dat gesneden was in de strijkbalk tegen de triomfboog tussen koor en schip.
Schip en koor waren vroeger gescheiden door een koorhek.
Twee stijlen van dat hek, ruw gesneden in renaissance motieven, waarvan één gedateerd uit 1541, staan thans naast de deur tussen koor en sacristie.
De toren
Ook de toren is opgetrokken met dezelfde baksteen als koor en het middeleeuwse schip en behoort met de kerk tot één ontwerp en zal ook aan het einde van de 14e eeuw gebouwd zijn.
Volgens het rapport van Monumentenzorg is de klokkenstoel in de toren uit de bouwtijd van de toren.
Dit valt, volgen het rapport, af te leiden uit de speciaal voor de draagbalken van de klokkenstoel uitgetande consoles aangebracht in het verband met het metselwerk voor de torenmuur.
De architect A.A. Kok, die de restauratie van de toren in 1922 – 1923 leidde, trok de aannemelijke conclusie uit zijn onderzoek naar de geschiedenis van de Toren: “De toren bleek na langdurig onderzoek origineel te zijn tot de tweede waterlijst. De architectuur wijst daarop.
Het bovengedeelte was een moeilijk te definiëren stuk bouwwerk. Ten dele gotieke vormen, ten dele totaal niet.
Toen een steen met het jaartal 1650 afkomstig uit het bovendeel van de toren werd terug gevonden, werd alles duidelijk. Mogelijk na een brand, of een andere reden, was de toren tot de tweede waterlijst afgebroken geweest en had men deze in de eerste heft van de 17e eeuw opgemetseld van het afgekomen materiaal, in namaakoude vormen en met grote galmgaten en met een trans, dat is met een balustrade om de toren”. Aldus de architect A.A. Kok, die het aannemelijk maakt dat de klokkenstoel niet
14e eeuw maar 17e eeuws is.
Conclusie
Uiteindelijk kunnen we wel concluderen dat de term
“Het Oude Kerkje” wel op zijn plaats is.
Gebouwd in de tweede helft van de 14e eeuw
(tussen 1350 – 1400) met een in de 17e eeuw gewijzigde vorm van het schip en de bovenzijde van de toren.
Voor Monumentenzorg belangrijk als één van de schaarse voorbeelden van een weinig veranderde dorpskerk uit het einde van de 14e eeuw die we in Nederland nog kunnen aanwijzen. De omvang is nog immer de oude.
Vooral het verhoudingsgewijs kleine koor is opvallend.
Andere 14e eeuwse kerken werden uitgebreid omdat de bevolking toenam.
In Kortenhoef kan men waarnemen hoe een eenvoudige 14e eeuwse dorpskerk er uit heeft gezien.
De klokken
De heer van den Hulk, secretaris van het Utrechtse klokkenluiders Gilde schrijft het volgende:
“Wat de kleine oude luidklok in de toren betreft, deze heeft een gewicht van 190 kg en een diameter van 66,5 cm, haar slagtoon is es2. en moet gezien haar vorm en het lettertype aan het einde van de 14e eeuw gegoten zijn de periode waarin ook de kerk en toren werden gebouwd. Zij is hiermee de oudste klok van Gooi en Eemland. Wie de gieter is geweest is niet bekend, zijn naam komt op de klok niet voor.
In gotische majuskels staat het volgende Latijnse opschrift op de klok:
+Ave+Gracia+Plena+Dominus+Tecum+Amen
Vertaald:
Wees gegroet gij begenadigde; de Heere is met U.
Gezien dit opschrift (Lukas 1:28) werd deze klok voor de
reformatie o.a. als angelusklok gebruikt.
De gieter van de grote klok, Johan Dop, was een Utrechtse gieter, die door zijn huwelijk verwant was met een andere Utrechtse gieter, namelijk Aelt van Meurs. Dop nam diens gieterij na 1604 over. Deze gieterij was gevestigd in de Nobeldwarsstraat te Utrecht.
Deze Klok weegt ca 1200 kg en heeft een diameter van 120,5 cm, haar slagtoon is F’
Het opschrift luidt als volgt:
VERBVM DOMINI MANET IN AETERNVM + IOHANNES DOP ME FECIT + PETER VANDER LEEV SCHOUDT + HEINRICK HEINRICKSEN DE IONGE BVERMEESTER +
HEINRICK IANSEN CLAERBOLT KERKMEESTER 1641 +
Vertaald:
Het woord des heeren blijft in der eeuwigheid (1Petr. 1:25)
Johannes Dop maakte mij toen Peter vander Leeu schout, Henrick Heinricksen de Jonge burgemeester en Heinrick Jansen Claerbolt kerkmeester waren in 1641.
De klok is versierd met het wapen van Kortenhoef en dat van Godard van Rede en zijn vrouw Oem van Wijngaerden Gerritsdr., met daar overheen het wapen van Vreeland.
Heer Godard van Rede van Nederhorst den Berg, Cortenhoef en Vreeland woonde op het kasteel te Nederhorst den Berg en was ambassadeur op de Vredesonderhandelingen te Münster.
Hij schonk de klok ter nagedachtenis van zijn vrouw
De twee klokken hebben gelukkig de klokkenroof van de laatste W.O. overleefd en worden nog steeds met de hand voor kerkdiensten, begrafenissen en officiële feestdagen geluid.
Overige informatie
Na een grondige restauratie in de jaren 1968 – 1974 is het interieur in de oorspronkelijke staat terug gebracht.
De steeds wisselende lichtval door de gotische ramen bepaalt in hoge mate de bijzondere sfeer.
Preekstoel
De eiken geverfde grenen preekstoel is een echte “houten broek” en dateert uit het laatste kwart van de 17e eeuw.
Voor de restauratie bevond de preekstoel zich tegen het houten koorschot (zie foto). De kanselbijbel is van 1851.
Kronen
de koperen kroonluchters zijn 17e en 18e eeuws, behalve die in het koor, die is met de laatste restauratie geschonken door fam. v/d Broek
Predikantenborden
Opmerkelijk zijn de vier predikantenborden, de oudste uit 1805 en 1821. De prachtige gekalligrafeerde naamlijsten vermelden alle predikanten van Kortenhoef vanaf 1600.
Orgel
Het orgel is in 1870 gemaakt door de Amsterdamse orgelbouwer Hermanus Knipscheer.
Wapenbord Cloppenburch
Wapen: gedeeld:I op azuur onder elkaar een zespuntige ster; twee horizontale wassenaars; een zespuntige ster, alles van goud. II op goud een paard van purper;
helmteken: uitkomend purperen paard.
Obiit Den XIX May a0 MDCCI
Ruardo Cloppenburch was in 1672 gadermeester van Cortenhoef.
Memoriebord
Een zwart bord, waarop de schoolmeester voorzanger
J. Roos met gouden letters een lijkdicht schreef op
Elbert Mooy. Dit bord is een juweeltje van schrijfkunst.
Alhier in de kerk rust Elbert Mooys gebeente
Dewelke hier als schout regeerde dees gemeente
Hoogheemraad bovendien en daarbij secretaris
En door het Stigtse Land een openbaar notaris.
Baljuw tot Loene en Geheym schrijver aldaar
Ses ampte sijn door hem alleen genoome waar,
Dewelke hij ook heeft getrouwelijk volbragt
Alzoo het nageslagt daardoor mag sijn geagt.
Gerust den XI van wijnmaand anno 1731
J. Roos scipsit
Doopvont
Het doopvont zelf is niet erg oud, uit de 20e eeuw, maar de 17e eeuwse koperen boog is afkomstig van het doophek uit dezelfde periode
Grafzerken
In de kerk bevinden zich nog zo’n 40 grafzerken
Pastorie
De pastorie is in 1840 gebouwd. Met een eerste steenlegging door mr. Johannes Sanderson, burgemeester van Kortenhoef.
Blijkbaar was de bouw voor de kerk kostbaar, want na de oplevering in 1842 kwam pas in 1844 een dominee.
|