Meditatie
Meditatie
Ter overdenking
(n.a.v. Lc. 6:46-49)
Hij is gelijk aan een man die een huis bouwde: hij groef en diepte uit en legde het fundament op de rots.
Toen de hoge vloed kwam, sloeg de waterstroom tegen dat huis aan en kon het niet doen wankelen, want het was op de rots gefundeerd.
Zoals ik al eerder schreef zijn wij thuis bezig met een verbouwing. Het komt er in het kort op neer dat het hele huis van binnen ‘gestript’ is geweest en weer opnieuw opgebouwd. Ook hebben we achter het huis gelijk een stuk laten aanbouwen. Hoewel het voor mij niet de eerste keer is dat ik met zo’n verbouwing te maken heb, vind ik het toch weer een heel project.
Bij zo’n verbouwing komt heel wat kijken. Laat staan als het gaat om de bouw van een heel huis. Alleen al de berekening van de constructie voor de uitbreiding is een pak papier van 34 A4-tjes. Wat moet dat dan wel niet zijn voor een nieuwbouwhuis?
Het ‘strippen’ van het huis was niet het grootste karwei, ook al zijn we daar een aantal weken mee bezig geweest. De tegels in de tuin waren ook zo weggehaald. Dit werk was zelfs voor een dominee goed te doen. We hadden vooral last van de warmte.
De aannemer ging systematisch te werk. In de voorbereidingsfase was er een bestek geschreven. En in een stappenplan waren de hoofdlijnen al vastgelegd. Wat we wilden, hoe, en in welke week de aannemer iets dacht te realiseren. Hoewel dit plan niet ‘in beton’ was gegoten, was wel duidelijk dat er een fundering moest komen.
Eens gebruikte de Here Jezus ook zo’n beeld toen Hij sprak over het tweeërlei fundament. Voor men met de bouw van een huis kon beginnen moest er diep gegraven worden: tot op de rotsbodem. Vandaag de dag gebeurt zoiets met een kraan, maar vroeger was het zwaar handwerk en erg tijdrovend.
Het graven van een gat is niet zonder risico. Jezus’ hoorders wisten dat als het water zou gaan stijgen, de nabij gelegen rivier buiten zijn oevers zou kunnen treden. Voortijdig zou het gat met water gevuld kunnen zijn. Maar zelfs als het huis wel klaar zou zijn, was er een risico. Het water zou immers met kracht tegen het huis kunnen slaan en het zand eronder weg kunnen spoelen.
Over een fundering gesproken. Het huis had op de begane grond een betonnen vloer en boven houten vloeren. Bij het maken van een proefsleuf voor de vloerverwarming ging men dwars door de betonvloer heen. Hetzelfde deed zich voor bij het weghakken van de vloertegels in de gang.
Bij nadere inspectie bleek de betonvloer van onder zo slecht te zijn, dat die in zijn geheel vervangen moest worden. Uiterlijk kan het dus allemaal heel degelijk lijken, terwijl het onder het oppervlak in feite weinig tot niets voorstelt.
Wij hebben tijdens de verbouwing met het weer geluk gehad. Maar zoals nu had ook de ene na de andere bui kunnen vallen. Zoals in een lied: “En de regen stroomde neer en de vloed kwam op”. Stel dat er zonder fundering gebouwd zou zijn… Het zou heel veel tijd (en kosten) schelen, maar vroeg of laat zou de aanbouw zeker gaan verzakken, met alle gevolgen van dien.
Het lijkt wat overdreven om te zien hoe diep de betonnen palen in de grond zitten, maar toch is het nodig. Het zou geen zin hebben als de palen niet stevig ‘op de rots’ gelegen zouden zijn. Het bouwwerk moet immers ergens op gefundeerd zijn.
Opvallend is dat de Here Jezus over slechts twee mogelijkheden spreekt. Bouwen met en bouwen zonder fundament. In het geloof is er blijkbaar géén tussenweg. En of je nu wel of niet gelooft, de watervloed treft zowel het huis gebouwd met een fundament op de rots als het huis gebouwd zonder fundament op de grond.
Pas in de crisis blijkt het enorme verschil. Alleen een gefundeerd geloof in de Here Jezus blijft staande. Zonder dit fundament zal een levenshuis vroeg of laat zeker tot één grote bouwval worden.
Nu de palen eenmaal stevig in de grond zitten zal ik niet zeggen: ‘Laat de regen maar komen’, want we moeten straks ook nog eens de tuin opknappen. Maar als er een stortbui komt, dan hoeven we ons om het fundament in ieder geval geen zorgen te maken.
Ds. Martin Schinkelshoek
|